Het rapport van de commissie Janssen over de herindeling van de provincie Groningen vraagt om reacties. Ook van mij. Een pittig rapport met een te verwachten uitkomst. Mijn reactie in één zin: Een vlijmscherpe terechte kritiek op bestuurlijk Groningen met een dogmatische oplossing.
De kritiek uit het rapport samengevat
In het rapport wordt kritiek geuit op de wirwar aan samenwerkingsverbanden en regelingen, die veel tijd, energie en geld kosten en die de democratische controle door bevolking en gemeenteraad bemoeilijken. Er wordt gesteld dat de bestuurders elkaar niets gunnen. Men beconcurreert elkaar of kijkt vooral naar “wat zit er in voor ons?”. Er is strijd om de macht en een gebrek aan vertrouwen in elkaar. Ook zegt men dat er geen gezamenlijke strategische visie op de toekomst is. Daarnaast vindt men dat de gemeentebesturen te kleinschalig en te lokaal denken. Vooral kleine gemeentes denken klein!
Mijn blik op de kritiek
Sinds april 2010 ben ik wethouder van Pekela. Automatisch ben ik terechtgekomen in die wirwar aan overleggen met soms 23 collega-wethouders en burgemeesters van andere gemeenten. Het zijn doorgaans geen overleggen waarop ik mij verheug.
Wij, bestuurders van diverse gemeentes, zijn namelijk niet besluitvaardig en het regelmatig met elkaar oneens. Dit komt o.a. door de politieke kleurverschillen en het feit dat het belang van de eigen gemeente groter wordt gesteld dan dat van het groter geheel. Allemaal willen we daarom zo veel mogelijk invloed en macht. Ook omdat de ene burgemeester of wethouder zichzelf slimmer en belangrijker vindt dan zijn collega’s, want hij heeft meer ervaring. Ik ervaar in deze bestuurscultuur weinig openheid voor nieuwkomers met een nieuwe blik. En ik zie te vaak de arrogantie van de heersende orde! Het is vechten om serieus genomen te worden. De bestaande bestuurscultuur typeer ik als een ‘mannencultuur’ in een beschaafd jasje. De kritiek in het rapport op de bestuurscultuur is daarom zeer herkenbaar.
Om verandering te brengen in deze bestuurscultuur is het noodzakelijk dat zowel burgemeesters als wethouders niet langer dan 8 tot 12 jaar in dezelfde functie blijven of dat langzittende bestuurders les krijgen in de deugden van bescheidenheid en in het openstaan voor nieuwkomers.
Wat onvoldoende aan bod komt in het rapport is het feit dat aan deze verschillende overleggen politieke bestuurders deelnemen die gekozen zijn door de inwoners uit hun gemeentes. Deze inwoners verwachten dat wij, bestuurders, opkomen voor de belangen van de gemeente. En dat wij ons inzetten voor de kleine dingen die er spelen in een gemeenschap. Daarom zullen we ook in het kleine moeten kunnen denken en niet alleen de grote vraagstukken status geven!
Wij zijn als bestuurders gelukkig geen technocratische managers. We zijn wat mij betreft nog steeds politici met een eigen visie en overtuiging. Ik ben een GroenLinks bestuurder en kijk met mijn GroenLinks bril naar allerlei vraagstukken. Ik zal het daarom logischerwijs regelmatig oneens zijn met een VVD of CDA bestuurder. En daar is niets mis mee! Het is daarmee onrealistisch en onmogelijk een gezamenlijke strategische visie te verwachten met 23 verschillende politieke bestuurders.
Natuurlijk zijn we het soms wel met elkaar eens. Vooral als we een vraagstuk algemeen formuleren. Zoals, we willen allemaal kwalitatief goed onderwijs, we willen een goede gezondheidszorg en voldoende werkgelegenheid voor onze inwoners. Maar als het concreter wordt dan worden de politieke verschillen groter en wordt ook het belang groter. Dan willen bijvoorbeeld meerdere bestuurders in Zuid Oost Groningen een ziekenhuis en theater in hun eigen gemeente. Zeker centrumgemeentes willen de grootste en de belangrijkste zijn met de meeste voorzieningen. En op zich is dit gedrag niet zo gek. We zitten op de bestuurdersstoel om de belangen van onze gemeente te vertegenwoordigen. Tegelijkertijd bemoeilijkt dat wel de samenwerking.
De bestaande bestuurscultuur vind ik een lastige cultuur om in te verkeren, maar ons gedrag is niet zo vreemd. Belangrijk zijn, macht hebben en aan je eigen belang denken zijn menselijke trekjes en zijn niet uniek voor gemeentebestuurders. Of het nu gaat om een grote of kleine gemeente, of het nu gaat om een bestuur van een vereniging of een kerk, overal zijn mensen die graag belangrijker zijn dan de anderen en die graag veel macht willen.
Macht is ook nodig om iets te kunnen realiseren. Logisch dat men dan ook in het rapport concludeert dat er strijd om de macht is. Het risico van macht is dat je eraan gaat wennen en het vanzelfsprekend gaat vinden. En ook hier geldt: hoe langer je een bestuurder bent met macht, des te meer je aan de macht gewend raakt en des te meer je het vanzelfsprekend vindt dat anderen ‘ja’ knikken. En daarmee minder naar de inhoud kijkt en openstaat voor nieuwe ideeën. Dat vind ik ongezond voor de samenleving en democratie.
In een democratie is het essentieel dat er controle op de macht is, dat er een tegenmacht is en dat er meerdere standpunten zijn. Daarom zijn politieke verschillen, oppositiepartijen en nieuwkomers nodig. Om langdurige machtsposities te voorkomen!
Mijn blik op de oplossing: 2 dogma’s
In het rapport is veel kritiek geuit op de bestuurscultuur. Deze cultuur zal verbeteren als er een andere structuur komt. In het rapport staat op: “Een eenduidige en efficiënte structuur schept de voorwaarde voor een cultuur van vertrouwen en samenwerking.”
Dogma 1. Een goede structuur zorgt voor een betere cultuur. Vele organisatieveranderingen volgen dit dogma en beginnen met het opzetten van een nieuwe structuur. Het veranderen van een structuur is ook relatief gemakkelijk. Het vraagstuk cultuur komt later aan de orde. En in de werkelijkheid blijkt dat ingewikkelder en hardnekkiger om te veranderen. Gemakshalve wordt het dan vaak vergeten.
Dogma 2. De structuuroplossing om van 23 gemeentes naar 6 gemeentes te gaan.
Bestuurlijk Nederland praat zichzelf al decennia lang na door te zeggen dat schaalvergroting de oplossing is voor de grote problemen. Het is echter een kwantitatieve oplossing en het is meer van hetzelfde zolang de bestuurscultuur niet verandert.
“Groter” is geen oplossing voor het jezelf belangrijker en slimmer vinden of voor de strijd om de macht. Door groter te zijn ga je elkaar niet automatisch meer vertrouwen of elkaar meer gunnen. Met 6 gemeentes zitten er hooguit minder ego’s aan tafel. Dat scheelt wel, maar het verandert niets aan de cultuur. Ook vergelijkbare gemeentes qua grootte vertonen dit gedrag zolang het ego voorop staat.
Groter betekent ook niet per definitie goedkoper. Dat is allang gebleken uit allerlei fusies tussen instellingen. Dan zijn er meer managers en leidinggevenden nodig, er komen complexere organisatiestructuren, er ontstaan langere beslislijnen, er zijn vele communicatiemedewerkers nodig en protocollen en procedures om het grote geheel hanteerbaar te houden met medewerkers die dit controleren en bewaken. Dit kost allemaal handenvol geld.
En erger nog, door al die tussenlagen en lange beslislijnen en afstand verdwijnt het zicht op de gemeente en de ambtelijke organisatie. De bestuurder en inwoner van de gemeente weten uiteindelijk niet meer wat er allemaal gebeurt in hun gemeente, een uitgestrekt gebied qua kilometers. Waarbij wij, bestuurders, moeten steunen op adviseurs en ambtelijke medewerkers, die de ogen en oren worden van de bestuurder. Met als gevolg een nog sterkere vierde macht.
De commissie realiseert zich dat er ook oog moet zijn voor kleinschaligheid en geeft aan dat inwoners meer behoefte hebben aan een overheid op afstand: “De inwoners wensen een overheid die loslaat wanneer zij zichzelf prima redden.”
Wat er volgens mij echter zou kunnen gebeuren in de nieuwe regiogemeentes is het ontstaan van wijk- of dorpsraden met vrijwilligers die zich met hart en ziel inzetten voor hun buurt, wijk, kern of dorp. Deze raden krijgen een eigen budget waarmee ze dingen kunnen doen en zij nemen beslissingen over wat er wel of niet zou moeten gebeuren in hun dorpskern. De inzet van deze vrijwilligers is natuurlijk zeer te waarderen, maar heeft één groot nadeel. Deze kleinschalige wijk- of dorpsraden zijn geen gekozen raden. De vraag is dan: wie vertegenwoordigen zij en namens wie spreken en beslissen ze? Als ze het niet goed doen dan kunnen ze niet via verkiezingen vervangen worden. Mensen kunnen dit vele jaren blijven doen, zonder democratische legitimatie.
De kracht van ons democratisch bestel is, ondanks alles wat er allemaal niet goed gaat, dat de gemeenteraadsleden en wethouders één keer in de 4 jaar verantwoording af moeten leggen en wel of niet weggestuurd kunnen worden via de verkiezingsuitslag of zelfs eerder bij wanprestaties. Bovendien zorgen de verschillende politieke partijen ervoor dat er controle is op de machtsuitoefening van degene die aan het roer is. Dat houdt één en ander in balans en is essentieel voor onze democratie.
Als er in Groningen 6 gemeentes komen dan zou er na verloop van tijd wel eens de behoefte kunnen ontstaan aan wijk- of dorpsverkiezingen. En daarmee zijn we weer terug in de jaren 70, met de vele kleine dorpen met een eigen bestuur.
Dus 6 regiogemeentes die blijven doen wat de huidige 23 gemeentes doen is geen lange termijn oplossing.
Wat dan wel?
Ook ik ben niet blij met die wirwar aan regelingen met 23 bestuurders die ook nog eens onvoldoende democratisch gelegitimeerd zijn. Wat mij betreft afschaffen zodra dat kan.
Ik denk dat we met kleinschaligheid veel problemen kunnen oplossen. We hebben nu te veel zaken op grootschalig niveau georganiseerd door fusies van allerlei instellingen en te grote bestuurlijke regelingen. We zijn daardoor invloed (macht) en sturing kwijtgeraakt. Ik denk dat wij als gemeentes meer zelf kunnen dan we zelf denken. Juist omdat we dicht bij de inwoners staan, ze beter kennen dan in een grote gemeente en gemakkelijk benaderbaar zijn.
Daarentegen zijn er ook veel zaken die we lokaal niet kunnen oplossen. Voldoende werkgelegenheid realiseren lukt niet als kleine gemeente. Dure jeugdzorginstellingen financieel in de been houden zal ook niet lukken. Rampenbestrijding, de GGD, de regionale uitvoeringsdienst (RUD) ook niet. Er zijn tal van zaken die een gemeente niet alleen kan doen. Mede daarom hebben wij in Pekela gekozen voor ambtelijke samenwerking met Veendam, een samenwerking die de kans moet krijgen.
Maar zelfs dan moeten veel zaken op de schaal van onze provincie aangepakt worden.
Voor deze zaken zou ik willen kiezen voor de eenvoudige weg. Leg meer taken en bevoegdheden neer bij het provinciale bestuur inclusief natuurlijk een communicatiecursus. Sommige andere taken moeten misschien wel blijven bij de rijksoverheid.
Ik vind kortom dat je de taken moet doen op de juiste schaal. Sommige zaken vragen een grotere schaal, maar er zijn ook vele zaken die juist kleinschaligheid vragen. Daarover zou wat mij betreft de discussie moeten gaan.
Echter, zolang wij als bestuurders niet kritisch kijken naar onszelf en door blijven gaan met een ouderwetse manier van politiek bedrijven in een ‘mannencultuur’ zal er niet veel veranderen. De schaal maakt niet het verschil.
Echt verschil ontstaat als we gaan werken aan bestuurscultuurverandering en gaan praten over de juiste schaal per vraagstuk. Zet daar maar een commissie op die ook in gesprek gaat met inwoners!
Anneke Duit